Drugs en medicijnen combinaties

Lees hier meer over drugs in combinatie met medicijnen

Alcohol combineren met anti-epileptica

Medicijnen en alcohol of andere drugs kunnen elkaars werking versterken of juist verminderen. Als het ene middel het andere middel op deze manier beïnvloedt, noemen we dat ook wel een interactie.

Anti-epileptica hebben een dempende werking op het centrale zenuwstelsel. Ook drugs werken op het centrale zenuwstelsel. Sommige drugs hebben een verdovend effect, terwijl andere drugs het activerende deel van de hersenen juist stimuleren. Sommige drugs maken de hersenen gevoeliger voor het ontstaan van epileptische aanvallen.

Los van de directe interacties van een drug met een medicijn kunnen drugs ook op een indirecte manier gevolgen hebben voor het effect van medicijnen. Als het gebruik bijvoorbeeld zorgt voor slaaptekort, maaltijden overslaan of het vergeten of niet volgens voorschrift innemen van jouw medicatie, kan dit onverwachte gevolgen hebben [5].

Interacties alcohol en anti-epileptica

Alcohol heeft een dempende werking op het centrale zenuwstelsel. Alcohol wordt afgebroken in de lever, net als de meeste anti-epileptica. Terwijl de lever bezig is met het afbreken van alcohol, worden de anti-epileptische medicijnen minder goed afgebroken. Hierdoor is de dosis van het medicijn in het bloed te hoog. Dit vergroot de kans op bijwerkingen zoals vermoeidheid en slaperigheid. Wanneer de dosis anti-epileptica in het bloed ernstig hoog is, kan iemand (delen van) het bewustzijn verliezen of kan diegene minder (dan nodig) gaan ademhalen.

Als je vaak te veel alcohol drinkt, zoals bij een alcoholverslaving, heeft het juist het tegenovergestelde effect op de hoeveelheid anti-epileptica in het lichaam. Als het lichaam vaak alcohol binnen krijgt, past de lever zich aan om grote hoeveelheden alcohol te kunnen verwerken. In de lever wordt een systeem dat alcohol afbreekt sterker gemaakt. Het gevolg is dat anti-epileptica ook sneller wordt afgebroken waardoor ze sneller het lichaam verlaten en dus minder lang werken.

Sommige anti-epileptica hebben ook een dempende of verdovende werking. Als dit gecombineerd wordt met alcohol kan dit elkaars werking versterken. Hierdoor is er meer risico op (ernstige) verdoving; vertraagde ademhaling, vertraagde hartslag, verlaagde bloeddruk. Bij overmatig gebruik is er ook een verhoogd risico op coma, waarbij je bijvoorbeeld kan stikken in je eigen braaksel. Ook loop je meer risico op ongelukken (van je fiets vallen, door je benen zakken, etc).

Ondanks deze nadelige gevolgen hebben meerdere onderzoeken ook aangetoond dat als je sociaal drinkt (dus denk aan 1 à 2 glazen per gelegenheid) het geen tot weinig effect heeft op de werking van anti-epileptica. Een drankje af en toe kan dus wel, maar het wordt afgeraden om meer of vaker te drinken [5, 6].

Anti-epileptica in het algemeen

Epilepsie wordt ook wel 'vallende ziekte' genoemd. In Nederland zijn er ongeveer 120.000 mensen die hier aan lijden. Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Hierbij kunnen bijvoorbeeld stijfheid, spiertrekkingen, misselijkheid of een haperende ademhaling voorkomen. Soms kan iemand met een epileptische aanval het bewustzijn verliezen. Aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van het elektrische evenwicht in de hersenen. Meestal treden de aanvallen zonder oorzaak op, maar ze kunnen ook opgewekt worden door onvoldoende nachtrust of overmatig drugs- of alcoholgebruik [1, 2].

Anti-epileptica

De meeste mensen met epilepsie worden behandeld met medicijnen. Deze worden anti-epileptica genoemd. Anti-epileptica kunnen de ziekte zelf niet genezen, maar zorgen ervoor dat de hersenen minder vaak ontladen. Het doel van de behandeling is om aanvallen te voorkomen [3]. Vaak worden anti-epileptica langdurig of zelfs levenslang gebruikt. Bij driekwart van de mensen met epilepsie worden met behulp van medicijnen de aanvallen volledig onderdrukt.

Mogelijke bijwerkingen zijn slaperigheid, duizeligheid, dubbelzien, stemmingswisselingen en stoornissen in het denkvermogen [1, 2]

Geneesmiddelen bij epilepsie worden ingedeeld in verschillende groepen. Sommige slaap- en kalmeringsmiddelen worden bijvoorbeeld ook gebruikt om epileptische aanvallen te voorkomen.

De volgende anti-epileptica worden het meest voorgeschreven [4]:

  • Valproïnezuur (Depakine®, Orfiril® en Propymal®)
  • Carbamazepine (Tegretol®)
  • Clonazepam (Rivotril®)
  • Fenytoïne (Diphantoïne®)

Anti-epileptica hebben een dempende werking op het centrale zenuwstelsel. Drugs werken ook op het centrale zenuwstelsel. Sommige drugs hebben een verdovend effect, terwijl andere drugs de hersenen juist stimuleren. Sommige drugs maken de hersenen gevoeliger voor het ontstaan van epileptische aanvallen.

Bronnen anti-epileptica

  1. Nederlands Huisartsen Genootschap (2005). NHG-ziektebeschrijvingen: Epilepsie(23 september 2008).
  2. Nederlands Huisartsen Genootschap (2008). Epilepsie. (23 september 2008).
  3. Farmacotherapeutisch Kompas (2008). Onafhankelijke geneesmiddelinformatie voor professionals in de zorg (24 september 2008).
  4. Deckers, C.L.P. & Meinardi, H. (2003). Anti-epileptica: therapiekeuze sinds de komst van nieuwe middelen. Geneesmiddelenbulletin, 37:47-56.
  5. Stichting Farmaceutische Kengetallen (2006). Anti-epileptica en een ongewenste combinatie (25 september 2008).
  6. PartyAndPlay (2006). Chems & meds, in combinatie met anti-epileptica (25 september 2008).
  7. Baxter K. (Edited) (2005). 7th Edition Stockley’s Drug Interactions. London: Pharmaceutical Press.
  8. Touw, D. (2001). Interacties tussen geneesmiddelen en drugs, een nieuw terrein voor het bewakingssysteem. Pharmaceutisch Weekblad, jaargang 136 nr. 40.
  9. P.G.Zagnoni, Albano.C., Psychostimulants and Epilepsy, Epilepsia, Blackwell Punlishing, Inc. 43, (Suppl.2).28-31, 2002
  10. Dean, A. (2006). Illicit drugs and drug interactions. Pharmacist, jaargang 25 nr. 9
  11. Lexi-Comp Online, Interaction Monograph, methylphenidate
  12. Hedetoft C, Cgristensen HR. Amphetamine, ecstasy and cocaine. Clinical aspects of acute poisoning. Ugeskr Laeger 1999;161:6907-11