Hoe werken de stoffen in tabak in het lichaam (opname en afbraak)?

Zie voor dit onderwerp ook de animatie ‘drugs in het lichaam’.

Opname van tabak

In de rook zit teer, nicotine en koolmonoxide. Teer slaat neer op de binnenkant van de luchtwegen. Nicotine wordt voor het overgrote deel via de longen in het bloed opgenomen. Een klein deel komt via de slijmvliezen in de mond in het bloed terecht. Koolmonoxide wordt eveneens via de longen in het bloed opgenomen.

Van de longen gaat het bloed met nicotine en koolmonoxide naar het hart. Het hart pompt het bloed vervolgens naar de rest van het lichaam en naar alle organen, onder andere naar de hersenen, lever en de nieren. Deze organen zorgen voor de effecten, de afbraak en de uitscheiding.

Effecten van tabak

Nicotine

Een deel van het nicotinerijke bloed bereikt de hersenen. Bij roken duurt het gemiddeld 7 seconden voordat de nicotine de hersenen bereikt. In de hersenen beïnvloedt nicotine de manier waarop zenuwen signalen aan elkaar doorgeven. Zenuwen doen dat met behulp van bepaalde stofjes. Deze stofjes worden overdrachtsstoffen genoemd. Nicotine beïnvloedt vooral de werking van acetylcholine. Acetylcholine stimuleert de afgifte van dopamine. Dopamine zorgt ervoor dat het beloningscentrum in de hersenen geprikkeld wordt, daarom voel je je zo lekker.

Nicotine bereikt ook je bijnieren. Deze worden gestimuleerd om extra adrenaline af te geven. Je hartslag wordt opgejaagd, je bloeddruk gaat omhoog, je ademhaling versneld en de bloeddrukspiegel wordt verhoogd. Nicotine vernauwt ook de bloedvaten door het stimuleren van de afgifte van vasopressine, hierdoor krijg je een slechte doorbloeding met koude handen en voeten en rimpels tot gevolg.

Koolmonoxide

Koolmonoxide gaat via de luchtpijp naar de longen, hier wordt het direct in het bloed opgenomen. In het bloed bindt het zich gemakkelijk aan rode bloedlichaampjes. Rode bloedlichaampjes verzorgen normaal gesproken het zuurstof transport. Het zuurstof wordt gedeeltelijk verdrongen door de koolmonoxide waardoor waardoor organen en spieren tijdelijk minder zuurstof ontvangen. Het duurt 24 uur voordat de koolmonoxide uit je lichaam is verdwenen.

Teer

Teer komt niet verder dan de longen. In de longen gaat het teer op het aanwezige slijm en trilhaartjes zitten. Deze zorgen normaal gesproken voor het schoonhouden van je longen. Door de teer raakt de slijmlaag ontstoken en trillen de trilhaartjes niet meer. Vuil en schadelijke stoffen komen hierdoor diep in de longen terecht en worden niet meer naar buiten gewerkt. De teerneerslag verdwijnt meestal weer wanneer je stopt met roken na ongeveer 3 maanden.

Voor meer informatie zie ook de animatie: Drugs in de hersenen

En de pagina: Hoe werkt tabak in de hersenen?

Afbraak van tabak

Een deel van het nicotinerijke bloed bereikt ook de lever. In de lever wordt de nicotine afgebroken door enzymen. Er zijn meer dan 20 afbraakproducten van nicotine bekend. Het grootste deel van de nicotine wordt afgebroken door de lever in cotinine.

Mensen verschillen in snelheid waarmee dit gebeurt. De halfwaardetijd van nicotine bedraagt een tot anderhalf uur. Na die tijd is de helft van de nicotine verdwenen. Cotinine heeft een halfwaardetijd van 24 uur en is dus veel langer aantoonbaar. Cotinine wordt door de nieren uitgescheiden. Drugtesten op het gebruik van nicotine kijken naar deze stof.

Uitscheiding van tabak

Een deel komt ook aan in de nieren. De nieren filteren de nicotine en de afbraakstoffen uit het bloed waarna ze door de urine uitgescheiden worden.

Ochtend sigaret

Bij het wakker worden is de hoeveelheid nicotine ver gezakt onder het niveau dat men gewend is. Dit verklaart waarom je ’s ochtends zo’n zin kan hebben in een sigaret. Na het wakker worden brengt de roker de hoeveelheid nicotine in het bloed weer op het gewenste peil. Na een uur of 4 is dit bereikt. Onbewust zorgt de roker er dan de rest van de dag voor dat het nicotinepeil op dit niveau blijft. Als men gaat slapen daalt het nicotine peil weer snel (1).

 

Bronnen:

Benowitz (1998). Nicotine Safety and Toxicity. New York: Oxford university press; 1998

 

Versie: september 2018