Seks

Hieronder lees je alle vragen over dit thema. Kan je iets niet vinden? Stel dan je vraag aan een van onze medewerkers via Vraag & Antwoord.

Kan ik mij aanmelden met een (cyber)seksverslaving?

Ja, bij Jellinek kan je ook terecht voor (cyber)seksverslaving.

Seksverslaving houdt een beetje het midden tussen dwangmatig gedrag en verslaving. Jellinek biedt daarvoor in de meeste gevallen een kortdurende individuele leefstijltraining aan: de zogenaamde cognitieve gedragstherapie. Er zijn bij de behandeling van seksverslaving geen groepsbehandelingen maar enkel individuele gesprekken.

Hoe ziet de behandeling eruit?
De behandeling bestaat uit gemiddeld 10 sessies van 45 minuten. De totale behandeling is gespreid over zes maanden.
Tijdens de behandeling voer je individuele gesprekken met de behandelaar. Hier zet je samen eerst de prettige en de vervelende kanten van het te veranderen gedrag op een rij. Zo kan je goed beslissen of en wat je wil veranderen. Jij bepaalt welk doel je wil bereiken. Je onderzoekt hoe je gedragspatroon in elkaar zit. De behandeling is te volgen in Amsterdam en Hilversum.

Gratis adviesgesprek?
Bij twijfel over het aanmelden kan je bellen voor een gratis adviesgesprek.
Bel de
Jellinek Advieslijn088 – 505 1220, elke werkdag bereikbaar van 8:30 tot 17:00.
Je laat je naam en vraag achter. Tussen 13:00 en 17:00 word je teruggebeld. 

Na het adviesgesprek kan je het beste bij je zorgverzekeraar informeren of de geadviseerde behandeling ook vergoed wordt. Het wettelijk eigen risico is altijd van toepassing bij behandeling: 385 euro.

Overweeg je elders hulp te zoeken?
Je kan zoeken op Zorgkaart Nederland naar overige instellingen voor verslavingszorg in Nederland.

 

 

Versie: november 2020

Bestaat seksverslaving?

Met seksverslaving wordt een sterk en onverzadigbaar seksueel verlangen bedoeld (1) dat ervaren wordt als een dwang (2). Het gedrag is niet te stoppen en leidt tot allerlei problemen: schuldgevoelens, depressie, relatieproblemen, financiële problemen of problemen met justitie.

Bij seksverslaving spreekt men ook wel van het Don Juan complex, nymfomanie en satyriasis (3). Satyr was een Griekse god die een meer dan normale drang naar seks had.

Wel of geen verslaving?

Of je van verslaving kan spreken staat ter discussie. Seksverslaving is niet opgenomen in de DSM V (Diagnostical Statistical Manual). De DSM V is een wereldwijd gebruikt boek waarin de diagnostische criteria van alle psychische stoornissen beschreven zijn. In een vorige editie van de DSM stond het nog wel vermeld.

DSM criteria verslaving

Verslaving wordt vastgesteld aan de hand van 11 criteria van de zogenaamde DSM-V* De DSM-V is een wereldwijd gebruikt boek waarin alle psychiatrische aandoeningen beschreven staan. De DSM spreekt niet van alcoholisme of verslaving maar van “stoornissen in het gebruik van middelen” (substance abuse disorders). Een “stoornis in het gebruik van middelen” kan ontstaan door gebruik van verschillende middelen zoals alcohol, cannabis, opaten, stimulerende middelen.

Voldoe je aan twee of drie criteria dan heb je een milde stoornis in het gebruik van middelen. Voldoe je aan vier of vijf criteria dan is er sprake van gematigde (moderate) stoornis en bij zes of meer symptomen is er sprake van een ernstige stoornis.

De 11 criteria zijn:

  1. Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
  2. Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
  3. Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd.
  4. Sterk verlangen om te gebruiken.
  5. Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis.
  6. Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt in het relationele vlak.
  7. Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk.
  8. Voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.
  9. Voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.
  10. Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie.
  11. Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken.

Seksuele en genderidentiteitsstoornissen

De DSM V benoemt wel de criteria voor seksuele stoornissen als exhibitionisme en voyeurisme.

De DSM V splitst seksuele en genderidentiteitsstoornissen op in 3 hoofdstukken: seksuele disfuncties, genderdysforie en parafiele stoornissen.

Hulp

SA Nederland probeert aandacht te vragen voor seksverslaving. Je kunt er terecht voor informatie en zelfhulp op basis van het 12 stappen model.

Bezoek ook de site Seksualiteit.nl.

Aanmelden bij Jellinek

 

Bronnen:

  1. Carnes, P Out of the shadows, understanding sexual addiction. Minneapolis 1992.
  2. Coleman, E. Is your patient suffering from sexual behaviour? Psychiatric Annual 1992.

 

 

Versie: januari 2021

Waarom is verslaving een hersenziekte?

Bij het ontstaan van verslaving zijn verschillende delen van de hersenen betrokken:

  • Het beloningscentrum. Dit centrum in de hersenen zorgt ervoor dat je je lekker voelt.
  • Het geheugen. Het geheugen zorgt ervoor dat je positieve ervaringen herinnert.
  • De nieuwe hersenen. Een deel van de nieuwe hersenen zorgt ervoor dat niet meteen toegegeven wordt aan allerlei verlangens.

Bij mensen die een vergroot risico op verslaving lopen en bij verslaafden functioneren deze delen van de hersenen anders of minder goed. Sommige medicatie kan op deze delen van de hersenen ingrijpen.

Het beloningscentrum

Het beloningscentrum in de hersenen zorgt ervoor dat bepaalde gedragingen met een prettig gevoel beloond worden. Dit zijn vooral gedragingen die voor het voortbestaan van de soort van belang zijn zoals eten en seksuele activiteit. Het beloningscentrum zit in de middenhersenen. De middenhersenen zijn ook betrokken bij instincten, verlangens, dorst, hongergevoel en emoties als woede en angst.

Alcohol en drugs zijn in staat om het beloningscentrum op een zeer krachtige manier te prikkelen. Om die reden ga je je na gebruik van drugs lekker voelen.

Dopamine
Het beloningscentrum wordt geprikkeld door een bepaald stofje in de hersenen. Dit stofje heet dopamine. De meeste drugs zorgen ervoor dat dopamine op een directe of op een indirecte manier afgegeven wordt. De afgegeven dopamine wordt opgevangen door zogenaamde dopamine receptoren.

Genen
Nu kan een bepaald gen ervoor zorgen dat er minder dopaminereceptoren zijn. Het beloningscentrum functioneert dan minder goed waardoor iemand minder goed in staat is te genieten. Bij een minder goed functionerend beloningscentrum zal het gebruik van drugs bij de betrokken persoon een zeer krachtige en positieve ervaring opleveren. Hierdoor zijn zij vatbaarder voor verslaving. Deze genetische structuur is erfelijk bepaald.

Afname receptoren door frequent gebruik
Maar er is nog iets. Door frequent gebruik van drugs neemt het aantal dopaminereceptoren af. Hierdoor zal meer gebruikt moeten worden om het oorspronkelijke effect nog te kunnen voelen. Zo kan langdurig gebruik blijvende veranderingen in het brein veroorzaken.

Er zijn dus twee redenen waarom verslaafden minder dopaminereceptoren hebben:

  • Genetisch bepaald;
  • het voortdurende gebruik.

Cortex (licht paars); beloningscentrum (nucleus accumbens; links onder groen); middenhersenen (boven de kleine hersenen)

Het geheugen

Het positieve gevoel na gebruik (en de omstandigheden waaronder dit gebruik plaatsvindt) wordt door de middenhersenen in het geheugen opgeslagen. Het vormen zeer krachtige herinneringen die later een sterke trek of verlangen kunnen oproepen. Hierdoor ligt terugval in gebruik op de loer. De krachtige manier waarop de herinnering aan druggebruik door de middenhersenen wordt opgeslagen, betekenen in zekere zin een verandering van de hersenen.

De nieuwe hersenen

De nieuwe hersenen of wel de neocortex vormen het rationele deel van de hersenen. Een deel van de cortex heeft tot taak de conflicten tussen verlangens (verlangen naar het effect en de roes van drugs) enerzijds en rationele overwegingen (ik moet morgen werken) anderzijds in goede banen te leiden. De middenhersenen zullen willen toegeven aan dit verlangen. De nieuwe hersenen zullen dit willen voorkomen. Bij mensen die afhankelijk zijn functioneert de neocortex minder goed. Door het voortdurende gebruik kan dit steeds minder goed functioneren.

Conclusie

Door een minder goed functionerend beloningssysteem (voor een deel genetisch bepaald) en een minder goede cortex zijn mensen vatbaarder voor verslaving. Bovendien veranderen door het gebruik de hersenen: er komen minder dopaminereceptoren en er ontstaan krachtige herinneringen. Door deze veranderingen in de hersenen raakt iemand nog vatbaarder.

Bekijk ook de animatie drugs in de hersenen.

 

Versie: september 2019

Hoeveel mensen in Nederland zijn verslaafd en hoeveel zijn er in behandeling?

Hieronder vind je een tabel met het aantal mensen met een verslavingsprobleem in Nederland. De cijfers van cliënten in behandeling zijn van 2021 (1). Niet alle verslavingszorginstellingen leveren hier cijfers over aan, dus mogelijk zijn de daadwerkelijke aantallen hoger. De cijfers over drugsmisruikers of verslaafden van cocaïne, amfetamine, xtc en GHB zijn een zeer ruwe schatting.

Bij alcohol en cannabis zijn niet alleen de verslaafden geteld, maar ook de mensen die het middel misbruiken. In totaal zijn er in Nederland ongeveer 2 miljoen mensen die verslaafd zijn of een middel misbruiken.

Aantal verslaafden/misbruikers in Nederland en aantal in behandeling:

Stof Aantal verslaafden/misbruikers Aantal in behandeling
Alcohol 477.000 24.231
Tabak 539.000 389
Cannabis 70.000 9.024
Snuifcocaïne & crack 38.057 6.744
Opiaten (voornml. heroïne) 14.000 6.698
Gokken 79.000 1.887
Speed (amf) 7.064 1.766
XTC 520 130
GHB 3.824 956
Medicijnen (voornml. benzo’s) 600.000 1.053
Internet- gamen 16.000 221
Overig 7.008 1.752
Totaal 1.840.273 54.865

Toelichting cijfers

Alcohol

In 2007-2009 is in het NEMISIS onderzoek gedaan naar het voorkomen van alcoholverslaving in de bevolking tussen 18 en 64 jaar (2). Hiervoor is de DSM IV gebruikt. 82.400 mensen zijn verslaafd.

De DSM IV spreekt ook van alcoholmisbruik. 395.000 mensen misbruiken alcohol. Misbruik wil zeggen dat je wel allerlei negatieve gevolgen van alcohol ondervindt, maar er is nog geen sprake van gewenning en het optreden van onthoudingsverschijnselen bij stoppen.

Tabak

In 2016 is een bevolkingsonderzoek gedaan naar het gebruik van alcohol, drugs en tabak. Toen rookte ongeveer een vijfde (18,6%) van de bevolking dagelijks. 4,1% van de bevolking rookt meer dan 20 sigaretten per dag. Deze groep zou je verslaafd kunnen noemen (3). Dat zijn 539.000 mensen vanaf 18 jaar. Reken je alle dagelijkse gebruikers tot de verslaafden dan kom je aan de 2,5 miljoen mensen.

Cannabis

In 2007-2009 is in het NEMESIS onderzoek bekeken hoeveel mensen aan cannabis verslaafd zijn. Het aantal wordt geschat op 29.300 mensen ofwel 0,3% van de bevolking tussen 18 en 64 jaar (2). Bij mannen ligt het percentage op 0,4% en bij vrouwen op 0,1%.

De DSM IV spreekt ook van misbruik. 40.200 mensen misbruiken cannabis. Misbruik wil zeggen dat je wel allerlei negatieve gevolgen van cannabis ondervindt, maar er is nog geen sprake van gewenning en het optreden van onthoudingsverschijnselen bij stoppen.

Cocaïne

Het aantal verslaafden aan cocaïne in Nederland is niet bekend. Een schatting levert het volgende op:

Crack

Veel mensen die problematisch opiaten (heroïne) gebruiken, gebruiken ook crack (4). Naar schatting zijn er 14.000 mensen die problematisch opiaten gebruiken. Hiervan gebruikt ongeveer 80% ook problematisch crack. Dit zijn ongeveer 11.200 mensen.

Snuifcocaïne

Het aantal mensen in Nederland dat aan snuifcocaïne verslaafd is kan geschat worden door bij andere drugs te kijken naar welk percentage van de problematische gebruikers nu eigenlijk in behandeling komt. Uit bevolkingsonderzoek is bekend hoeveel problematische drinkers, blowers en gokkers er zijn. Hieruit blijkt dat ongeveer 5% tot 14% van de problematische gebruikers hiervoor een behandeling zoekt.

Het aantal problematische gebruikers die cocaïne snuiven kennen we niet. Wel het aantal snuivers dat behandeling zoekt. In 2014 zochten 7.419 mensen een behandeling voor cocaïne. 50% van de groep gebruikte snuift cocaïne, 50% rookte crack. Er hebben zich dus 3.760 mensen aangemeld die de cocaïne snoven. Deze 3.760 mensen vormen tussen de 5 tot 14% van de problematische groep gebruikers. Gaan we op 14% zitten dan zou dat beteken dat het aantal verslaafden en misbruikers van snuifcocaïne op 26.857 ligt.

Tel hier het aantal crack gebruikers bij op en je komt op 38.057.

Heroïne

Het aantal problematische opiaatgebruikers in Nederland wordt geschat op 14.000 (4). 80% van deze groep gebruikt ook crack.

Gokken

In 2016 is door Intraval onderzoek gedaan naar de omvang van verslavingsproblematiek. 79.000 mensen zijn probleemspelers en zeer waarschijnlijk gok- of kansspelverslaafd. 95.700 mensen speelt op een riskante manier (5) en zijn mogelijk kansspelverslaafd.

Amfetamine (speed)/XTC

Het aantal amfetamine- en XTC-verslaafden in Nederland is onbekend. XTC (MDMA) is nauwelijks verslavend. Amfetamine wel. De cijfers die in de tabel genoemd zijn, zijn gebaseerd op de aanname dat 25% van het werkelijk aantal verslaafden in behandeling is.

GHB

Het aantal GHB-verslaafden in Nederland is onbekend. Wel lijkt het erop dat het aantal GHB-verslaafden is toegenomen (4). De cijfers die in de tabel genoemd zijn, zijn gebaseerd op de aanname dat 25% van het werkelijk aantal verslaafden in behandeling is.

Slaap- en kalmeringsmiddelen

In 2005 werden aan 1,9 miljoen Nederlanders slaap en kalmeringsmiddelen voorgeschreven. Bij een derde van hen gaat het om langdurig gebruik (meer dan 3 maanden). Deze groep hoeft niet perse verslaafd te zijn. Langdurig gebruik kan voorkomen als onderdeel bij bepaalde medische behandelingen. Bij de cijfers over het aantal mensen in behandeling, gaat het om benzodiazepinen, barbituraten en overige psychofarmaca/medicijnen.

Internetgamen

Mensen kunnen niet alleen verslaafd raken aan middelen, maar ook aan bepaalde activiteiten. Hiervan is de grootste groep verslaafd aan internetgamen. Ongeveer 1,5% van jongeren tussen 13 en 16 jaar kan beschouwd worden als gameverslaafde (7). Dit komt neer op 12.000 jongeren. Van het aantal hulpzoekers is 82% jonger dan 25 jaar. Als je die 12.000 verslaafde jongeren ziet als 75%, komt er nog 25% ofwel 4.000 mensen bij. Dit komt neer op ongeveer 16.000 problematische internetgamers.

Overig

In totaal zijn er nog 1.752 mensen voor overige verslavingen in behandeling (1). Hierbij gaat het in 998 gevallen om een middelenverslavingen, bijvoorbeeld voor ketamine, lachgas of psychedelica. Ook vallen NPS (New Psychoactive substances) hieronder. Het andere deel betreft gedragsverslavingen, waaronder seksverslaving en eetverslaving. Dit gaat om 754 gevallen.

Het precieze aantal verslaafden in deze overige categorie is onbekend. De cijfers die in de tabel genoemd zijn, zijn gebaseerd op de aanname dat 25% van het werkelijk aantal verslaafden in behandeling is.

Totaal

Totaal zijn rond de 2 miljoen mensen in Nederland verslaafd. In 1.616.000 gevallen gaat het hierbij om de legale middelen alcohol, tabak en slaap- en kalmeringsmiddelen.

 

* De verslaafden aan crack zijn niet meegeteld. Dit is immers dezelfde groep als de heroïneverslaafden.

 

Bronnen:

  1. LADIS Tussenrapportage Kerncijfers Verslavingszorg 2016-2021, IVZ (2023)
  2. Nemisis 2- 2007-2009. Trimbos Instituut.
  3. Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2009: De kerncijfers, IVO (2009).
  4. NDM 2017, Trimbos Instituut.
  5. Modernisering kansspelbeleid, Intraval (2016).
  6. Noorlander, E. Misbruik van en verslaving aan medicatie. In: Drugs en alcohol. Gebruik, misbruik en Verslaving.
  7. vVn Rooij et al., 2011.

 

Versie: mei 2023

Welke opvattingen zijn er over verslaving?

Over verslaving kun je op verschillende manieren denken. De manier waarop over verslaving gedacht wordt bepaalt ook de aanpak. Er zijn de volgende opvattingen of modellen:

  • Het morele model
  • Het farmacologische model
  • Het psychiatrische model
  • Het sociale model
  • Het medische model
  • Het biospsychosociale model
  • Het gedragtherapeutische model
  • Het hersenziekte model
  • Het aanvaardigsmodel.

Het morele model

Het morele model gaat ervan uit dat verslaving ontstaat door een zwakke wil of morele zwakte. Verslaafden zijn zondig of schuldig. De aanpak van verslaving moet in dit model vooral van politie en justitie komen.

Het farmacologische model

Het farmacologische model gaat geheel uit van de stof. Het is de drug die mensen verslaafd maakt. De drug zorgt ervoor dat zich tolerantie ontwikkelt en mensen last krijgen van onthoudingsverschijnselen. De aanpak moet gericht zijn op het voorkomen dat mensen in aanraking komen met de stof. Drooglegging, het verbod op drugs en de ‘war on drugs’ zijn gebaseerd op dit model.

Het psychiatrische model

Het psychiatrische model ziet verslaving als een symptoom van een onderliggende stoornis. De aanpak moet gericht zijn op het wegnemen van de stoornis.

Het sociale model

Het sociale model ziet verslaving als een symptoom van een relatie stoornis tussen mensen of als een reactie op stress of maatschappelijke omstandigheden. De aanpak moet gericht zijn op het betrekken van de familie bij de behandeling of op het veranderen van de maatschappij.

Het medische model

Het medische model ziet verslaving als een lichamelijke aandoening. Verslaving is het gevolg van een lichamelijke overgevoeligheid. De aanpak moet gericht zijn op het volledig stoppen met gebruik (abstinentie). Voor mensen met een verslaving is gebruik niet meer mogelijk. De AA en het 12 stappen Minnesotamodel zijn gebaseerd op dit model.

Het gedragstherapeutische model

Het gedragstherapeutische model ziet verslaving als aangeleerd gedrag. De positieve effecten van alcohol of drugs vergroot de kans dat opnieuw gebruikt wordt waardoor een verslaving ontstaat. Het verlangen naar het effect is belangrijker bij het ontstaan van verslaving dan de vroege ervaringen uit de jeugd. De aanpak moet gericht zijn op het afleren van het verslavingsgedrag. De kortdurende therapie (4-12 gesprekken) in de verslavingszorg is gebaseerd op dit model. Ook de online zelfhulpprogramma’s en de online behandeling zijn op dit model gestoeld.

Het biopsychosociale model

Het biopsychosociale model gaat ervan uit dat verslaving ontstaat door het gelijktijdig werkzaam zijn van verschillende factoren, namelijk:

  • een biologische vatbaarheid
  • stoornissen in de persoonlijke ontwikkeling
  • maatschappelijke factoren.

Iemand kan bepaalde genen hebben waardoor verslaving makkelijker ontstaat. Een stoornis in iemands persoonlijke ontwikkeling kan een verslaving bevorderen. Negatieve invloeden van uit de omgeving zoals gebrek aan warmte, seksueel misbruik kunnen een rol spelen bij het ontstaan van verslaving. De aanpak moet gericht zijn op meerdere interventies: medicatie, psychotherapie en verbetering van sociale omstandigheden.

Het hersenziekte model

Het hersenziekte model ziet verslaving als een hersenziekte. De hersenen van mensen met een verslaving functioneren anders. Het deel dat zorgt voor prettige gevoelens (beloningscentrum) functioneert minder goed. Drugs prikkelen dit centrum op een zeer heftige manier en zorgen voor een zeer sterke ervaring die men niet meer vergeet. Ook kan het vermogen om met sterke verlangens om te gaan, bij de een minder goed functioneren als bij de ander. De aanpak moet gericht zijn op de ontwikkeling van medicatie die de werking van de hersenen kan beïnvloeden.

Het aanvaardingsmodel.

Het aanvaardingsmodel ziet verslaving als een aandoening die men moet accepteren. De aanpak moet gericht zijn op het beperken van de risico’s van het gebruik. Het heeft geen zin om te proberen iemand van zijn verslaving af te helpen. Het verstrekken van heroïne en projecten als spuitomruil werken vanuit deze visie.

Op dit moment wordt vooral uitgegaan van het biopsychosociale model en het hersenziekte model.

 

Versie: januari 2021

 

Waarom wordt de een wel verslaafd en de ander niet?

Of je van een drug afhankelijk raakt hangt af van meerdere factoren. Op deze factoren kunnen mensen verschillen waardoor de één een andere kans heeft om verslaafd te raken dan een ander. Dit wordt het beste uitgelegd doormiddel van het biopsychosociale model. Het biopsychosociale model gaat ervan uit dat verslaving ontstaat door het gelijktijdig werkzaam zijn van verschillende factoren, namelijk:

  • een biologische vatbaarheid
  • stoornissen in de persoonlijke ontwikkeling
  • sociale of maatschappelijke factoren.

Een stoornis in iemands persoonlijke ontwikkeling kan een verslaving bevorderen. Negatieve invloeden van uit de omgeving zoals gebrek aan warmte, seksueel misbruik kunnen een rol spelen bij het ontstaan van verslaving. De aanpak moet gericht zijn op meerdere interventies: medicatie, psychotherapie en verbetering van sociale omstandigheden.

Biologische vatbaarheid

Iemand kan bepaalde genen hebben waardoor verslaving makkelijker ontstaat. Je genen bepalen namelijk hoe je lichaam en je hersenen reageren op het gebruik van alcohol of andere drugs. Je lever breekt drugs af en het kan per persoon verschillen hoe effectief dit gebeurt. Daarnaast heeft het ontstaan van verslaving te maken heeft met het functioneren van onze hersenen. Het gaat hierbij om:

  • Het functioneren van het beloningscentrum.
  • Het functioneren van de controle mechanismen over impulsen.

Het beloningscentrum kan bij de een minder goed werken dan bij de ander. Bepaalde genen kunnen ervoor zorgen dat iemand weinig dopaminereceptoren heeft. Drugs gebruiken zal dan snel een grote invloed hebben waardoor de kans op herhaling van gebruik groot is.

Het vermogen om sterke impulsen te weerstaan kan minder goed functioneren. Dit vermogen ligt in het voorste deel van de hersenen, de frontaalkwab. Ook hierin kunnen mensen verschillen. De manier waarop je hersenen functioneren is erfelijk. Als een van je ouders verslavingsproblemen heeft, is de kans dat jij deze problemen ook krijgt groter.

Stoornissen in de persoonlijke ontwikkeling

Iemands persoonlijke eigenschappen of het hebben van persoonlijke problemen kunnen ook van invloed zijn op het verslaafd raken.

Bijvoorbeeld: als je negatieve gevoelens sterk ervaart en moeite heeft om daar goed mee om te gaan, dan kan dat een rol spelen bij het ontstaan van verslaving. Als je dan ontdekt dat gebruik van alcohol of andere drugs een tijdelijke verlichting kan geven, zal je steeds vaker gaan gebruiken. Alcohol en andere drugs zijn voor jou dan ook extra riskant.

Verder zullen alcohol en andere drugs, als je weinig hobby’s of interesses hebt, een grotere kans maken om een plaats in het leven te veroveren, dan als je veel te doen hebt. Persoonlijke problemen zijn ook riskant, zeker als je dan alcohol of andere drugs gebruikt om de negatieve gevoelens te dempen.

Sociale of maatschappelijke factoren

Je sociale situatie kan ook een belangrijke rol spelen bij het al dan niet verslaafd raken. Sommige invloeden kunnen je beschermen en andere invloeden kunnen je schaden. Beschermende factoren zijn bijvoorbeeld:

  • Mensen om je heen die om je geven.
  • Behoren bij een groep mensen, bv op de sportclub of via andere hobby’s.
  • Goed onderwijs.
  • Het hebben van (leuk) werk.

Schadelijke factoren zijn bijvoorbeeld:

  • Stressvolle omgeving.
  • Naast een kroeg wonen.
  • Kleine vrienden en kennissenkring.

Al deze factoren dragen bij aan het ontstaan van verslaving. Scoor je goed op een factor (bijvoorbeeld persoonlijke eigenschappen), dan kun je wat meer risico lopen bij een andere factor. Een riskante drug als cocaïne zal dan pas vat op je krijgen wanneer ook de sociale en maatschappelijke situatie heel slecht is.

 

Versie: november 2021

Waarom blijven mensen verslaafd?

Mensen blijven verslaafd omdat verslaving een stoornis of ziekte is die door het voortdurende gebruik continu gevoed wordt. Verslaving kan de hersenen veranderen. Het beloningscentrum gaat steeds slechter functioneren en het vermogen om impulsen te controleren gaat steeds verder achteruit (zie de vraag: is verslaving een hersenziekte).

Een verslaving kan zich op zo’n manier ontwikkelen dat zij helemaal los komt te staan van de oorspronkelijke reden waarom ooit met drinken of gebruik begonnen werd.

Mensen kunnen door hun gebruik in een spiraal naar beneden komen. Het gebruik brengt allerlei veranderingen en problemen met zich mee. Deze veranderingen en problemen zijn voor de gebruiker reden om opnieuw te gaan gebruiken. Hierdoor worden de problemen alleen maar groter en wordt steeds meer gebruikt.

Aan verslaving liggen een aantal vicieuze cirkels ten grondslag. Van Dijk heeft dit beschreven voor alcohol. Maar de cirkels zijn ook van toepassing op andere drugs. Er zijn vier vicieuze cirkels te onderscheiden:

De farmacologische vicieuze cirkel

Het lichaam en de hersenen van de gebruiker passen zich aan de dagelijkse hoeveelheden alcohol aan. Er ontstaat tolerantie en bij het minderen of stoppen ontwikkelen zich ontwenningsverschijnselen. De ontwenningsverschijnselen zijn weer redenen om te gaan gebruiken. Hierdoor verdwijnen de ontwenningsverschijnselen voor even, maar komen al snel in ergere vorm terug. Er wordt opnieuw gebruikt waardoor…. enz, enz. De behoefte aan alcohol wordt door de farmacologische cirkel alleen maar groter.

De psychische vicieuze cirkel

De gebruiker ervaart de roes van alcohol als positief. Deze roes en de omgeving waarin hij gebruikte vormen een krachtige herinnering. Deze herinnering zorgt ervoor dat de neiging om opnieuw te gaan gebruiken groot is.
Daarnaast ontstaan schuld- en schaamte gevoelens door het gebruik. Deze gevoelens worden als onaangenaam beleefd. De reactie op onaangename gevoelens is opnieuw gebruiken of drinken. Hierdoor nemen de deze gevoelens alleen maar toe, waardoor er weer opnieuw gebruikt wordt. Enz, enz.

De behoefte aan alcohol wordt door de psychische cirkel alleen maar groter.

De sociale vicieuze cirkel

Het drinken leidt tot allerlei problemen. Ruzies met vrienden/familie en werk. Soms ook problemen met politie en justitie. Uiteindelijk ervaart een verslaafde steeds meer dat hij afgewezen wordt en komt hij steeds meer alleen te staan. Deze problemen vormen op hun beurt weer redenen om te drinken, waardoor de problemen alleen maar groter worden.

‘Drink je omdat je het moeilijk hebt of heb je het moeilijk omdat je drinkt’ was een leus waarmee de Jellinek een aantal jaren terug campagne voerde. De leus verwoorde de sociale vicieuze cirkel waarin verslaafden terecht kunnen komen.

De cerebrale cirkel

Door het vele drinken kunnen ook de hersenen aangetast worden. Het beloningscentrum wat bij mensen met een verslaving vaak al minder goed functioneert gaat door het voortdurende gebruik nog slechter functioneren. Hierdoor voelen ze zich vaak slecht. Ook het functioneren van de hersenen raakt door het vele gebruik verder achterop. Hierdoor wordt het voor iemand met een verslaving steeds moeilijker om weerstand te beiden aan de impuls om te drinken. Hierdoor raken de hersenen weer verder aangetast, waardoor de kans dat de gebruiker zal stoppen alleen maar kleiner wordt.

 

Versie: januari 2021