Hielke

Hielke had van jongs af aan een verlangen ‘er niet te zijn en te ontsnappen’. Daarom dronk hij bier, veel bier. Soms een krat per dag. Op zijn zolder lag een touw.

Aan zijn opvoeding lag het niet. Hij kwam uit een liefdevol gezin in Sneek. Toch voelde Hielke (40) zich altijd eenzaam. ‘Ik hoorde er nooit bij. Voelde me alleen op de wereld. Had last van een negatief zelfbeeld, van angsten, van onzekerheid. Op school was ik een einzelgänger. Ik voelde me nooit onderdeel van de klas. Er waren een paar jongens met wie ik wel kon opschieten. Die gingen toen naar het vwo. Ik kreeg mavo-advies. Zie je wel, dacht ik. Ik ben niet goed genoeg.’ Hielke had een grote broer tegen wie hij erg opkeek. Die nam hem in de zomer mee naar het zwembad. ‘Ik was 13, mijn broer 16. Hij ging om met stoere fitness-jongens van 17, 18. Die dronken bier in het grasveld bij het buitenbad van Sneek. Ik mocht meedoen. Ja, dat vond ik geweldig. Ik hoorde erbij en ik kreeg gratis bier. Dat waren leuk zomers.’

Losgaan tijdens studententijd

Al snel kwam er een tweede gelegenheid bij om bier te drinken. ‘Ik ging naar dansles met een meisje uit de buurt. Elke week was er dan een dansoefenavond. Daar werd ook weer bier geschonken. Ik ging me dan eerst even moed indrinken voordat ik klaar was om te dansen. En als ik eerlijk ben, vond ik het drinken aantrekkelijker dan het dansen.’ Op zijn zeventiende ging Hielke aan de slag bij een supermarkt. ‘Ik werkte op de slagerij-afdeling, maar ik papte altijd aan met de jongens van de vulploeg. Daar kon je het leukst mee nazitten. Ik zei dan altijd « Jongens, zet die kratten bier maar bij mij in de koeling, dan komt het met dat nazitten wel goed. » Als ik naar mijn werk ging, was ik al gefocust op het nazitten.’ Toen hij 19 was ging Hielke op kamers. ‘Toen kon ik helemaal los gaan. Het was mijn « studententijd », vond ik. Ik dronk elke dag een halve krat bier.

Nooit goed genoeg

Ondertussen studeerde ik aan de MTS van Leeuwarden, maar dat was niks voor mij. Veel te technisch! Ik was helemaal niet technisch aangelegd. Ik had dus weer het gevoel dat ik niet goed genoeg was.’ Maar Hielke had ook last van een ander gevoel, vertelt hij : ‘Dat was van een gevoel van « ik wil er niet zijn ». Dat had ik eigenlijk al van jongs af aan. Ik vond het hele leven gewoon zwaar. Op een dronken avond ben ik naar het hoogste flatgebouw in de buurt gelopen om ervan af te springen. Maar ik was te bezopen om het gebouw binnen te komen. Toen ben ik uiteindelijk maar naar huis gegaan.’ Hielke vond het moeilijk zijn ouders te vertellen dat die MTS niks voor hem was. ‘Maar het moest. Ik besloot te switchen naar een andere studie: SPW. Toen werd mijn leven iets makkelijker. Die studie was een eitje. In de eerste week mochten we vingerverven op muziek. Het leek wel een kleuterschool voor volwassenen. Een ander groot verschil was: op de MTS zaten bij alleen maar mannen, maar bij de studie SPW waren het allemaal vrouwen!’

Twee weken Melba toast

Bijna allemaal. Op de studie SPW ontmoette hij ook een nieuwe vriend, met wie hij vaak afsprak in het café. ‘Hij kwam uit Drachten, ik uit Sneek. We konden het goed met elkaar vinden en lustten allebei wel een pilsje. Soms zaten we al vanaf tien uur ’s ochtends te zuipen in de stationsrestauratie van Heereveen. Dat duurde tot ongeveer vier uur ’s middags. Daarna ging ik naar de supermarkt om een paar uur te werken, dronken en wel. En voor ik het wist kon ik alweer aan het nazitten beginnen.’ Hij had toen al een drankprobleem, vindt Hielke nu. Maar destijds zag hij dat niet zo. ‘We zagen er de ernst niet van in. Dit hoort bij het studentenleven, dachten we. Duur was het wel. Ik stond meestal maximaal rood. Leefde soms twee weken op Melba Toast en pindakaas, koffie en zware shag. Zo ging dat een paar jaar door, totdat ik klaar was met de studie SPW. Ik was toen 22 en besloot verder te studeren aan de PABO. Ondertussen begon ik te werken met gehandicapten. Het grote feesten was nu voorbij, maar ik dronk nog steeds een halve krat per dag.’

Als ik dit overleef doe ik alles wat God verboden heeft

In deze periode ging Hielke ook samenwonen. ‘Ik woonde nog maar net samen met mijn vriendin, toen er bij mij een chronische ziekte werd ontdekt. Iets met mijn dikke darm. Ik had pijn en mijn manier om daarmee om te gaan was blowen. Ik dronk in die tijd wat minder maar blowde des te meer. Mijn darm ging achteruit. Op een dag woog ik nog maar 40 kilo. De darm moest eruit, ik kreeg een stoma. Toch blowde ik daarna nog door. « Waarom doe je dat? » vroeg mijn vriendin. « Je hebt toch geen pijn meer aan je darm? » Daar had ze gelijk in. « Omdat ik verslaafd ben, » zei ik. Dus toen ging ik proberen te stoppen met blowen.’ Dat lukte. Hielke blowde niet meer. Maar daarvan ging hij weer extra veel drinken. ‘In die periode overleden ook allerlei familieleden van mij en van mijn vriendin. Ik grapte in die tijd weleens dat ik amper tijd had mijn zwarte pak naar de stomerij te brengen. In een jaar verloor ik mijn beide oma’s en mijn moeder. Die zei tegen me voordat ze stierf: « Als ik dit overleef doe ik alles wat God verboden heeft. » Dat zinnetje is in mijn hoofd blijven zitten. Mijn moeder kan het niet meer, dan doe ik het wel voor haar.’

En dat werd een excuus om nog meer te gaan drinken. Toen zijn schoonvader werd neergestoken in een naburige supermarkt, had hij er nog een excuus bij. En toen zijn vader krap drie maanden na zijn moeders begrafenis alweer een nieuwe vriendin vond, een derde excuus. De relatie met zijn broer verslechterde, vierde excuus. Zijn studie op de PABO ging niet lekker, vijfde excuus. Inmiddels dronk Hielke geen halve krat bier meer, maar een hele krat per dag.

Zijn gedrag uit die tijd omschrijft hij als ‘passief agressief’. Hielke wilde nog wel eens wat kapot maken in huis. En toen zijn vriendin genoeg had van de kat, pakte Hielke die kat bij de nek en zette hij een keukenmes op zijn hals. ‘Zo van: wil je die kat of niet? Zeg het maar! Dat maakte wel indruk. We hadden in die tijd een meisje in huis gehaald dat problemen had en aan automutilatie deed. We wilden haar helpen. Maar dat lukte niet, tot mijn grote frustratie. Op een avond liep ik mijn vuisten op het bed kapot te slaan. Het meisje ging terug naar haar ouders. En ik belandde bij de dochterswacht.’

Van hulpverlener zelf cliënt

Het was inmiddels 2013, Hielke was 34. ‘Ik vond het tijd op te stoppen. Ik liep al bij een psychiater die in Amsterdam had gestudeerd. Hij gaf hoog op van de Minnesota-methode. Ik heb toen besloten naar Jellinek Minnesota te gaan. In Friesland bestond het niet, dus ik ging naar het Amsterdam. Ik weet nog dat ik heel bewust de trein nam van Leeuwarden naar Amsterdam, alleen. « Dit is mijn reis, » zei ik tegen mijn vriendin. Ik wist dat mijn leven anders moest.’ Enige scepsis had hij nog wel, in het begin. ‘Ik dacht: « Hoe weten zij nou hoe het is om in mijn schoenen te staan? » Nou, al bij de eerste meeting bleek: er zaten 80 tot 100 man in de zaal en ze wisten ’t allemaal ! Ik vond het ook moeilijk om die hulpverlenerspet af te zetten. Ik werkte immers zelf in de zorg. Nu was ik de cliënt! We hadden een strakke routine. Maandag deden we wat aan sport in het Rembrandtpark, dinsdag gingen we met een begeleider naar de supermarkt. Zo deden we 8 weken lang steeds hetzelfde rondje. Toen mijn vriendin me na 8 maanden kwam halen, vond ik dat heel eng: de buitenwereld voelde onveilig.’

Na de opname begon het echte leven. ‘Dat viel niet mee. Er waren in Friesland nauwelijks meetings. Bij de meeting in Heereveen vertelden ze wat ze in het weekend gedaan hadden. Een hekje geverfd, begonia’s geplant. Het ging helemaal niet over herstel. Maar ik hield me trouw aan het 12-stappenplan en alles wat ze bij Jellinek hadden aangeraden. Ik kwam erachter: afkicken is één, maar het echte werk, dat komt pas daarna.’ Hielke bleef clean. Maar er kwam een nieuwe tegenslag in zijn leven. Twee jaar na zijn opname gingen Hielke en zijn vriendin uit elkaar. ‘Dat was zwaar. Ik zag nog wel heil in de relatie, maar zij wilde het niet meer. We moesten ons huis verkopen, wat voor mij ook pijnlijk was. Normaal zou ik in zo’n periode veel zijn gaan drinken. Nu niks. Dat lukte dankzij de handvatten van het 12-stappenplan. Waar je machteloos over bent, dat moet je aanvaarden. We zijn uiteindelijk liefdevol uit elkaar gegaan.’ Niet veel later, bij een meeting in Amsterdam, trof Hielke een oud-studiegenote van de PABO. ‘We maakten een praatje, verder niets. Een paar maanden later gingen we eens koffie drinken, na afloop van een meeting. Zo leerden we elkaar langzaam beter kennen. Het contact werd steeds leuker. Zij is inmiddels mijn vriendin. We hebben net een dochtertje gekregen.’

Wat je moet leren is omgaan met het leven

Hij kan nu eindelijk genieten van het leven, zegt Hielke. ‘Bij Jellinek heb ik geleerd dat ik wat waard ben. « Ik ben ’t waard, » zeiden we soms meerdere keren op een dag. Uiteindelijk drong het tot me door: ik was ’t waard. Mijn oude gedachten komen nog wel eens terug, maar ik beland niet meer in een negatieve spiraal. Ik heb nu de handvatten om mijn patronen te doorbreken. Ik kan dingen accepteren zoals ze zijn. Zoals ’t is, is ‘t goed.’ Drinken is vluchten, begrijpt Hielke nu. ‘Het gaat niet alleen om stoppen met zuipen. Dat is helemaal niet zo moeilijk. Wat je moet leren is omgaan met het leven. Ik had vroeger een touw op zolder met een lus erin. Soms liep ik even naar zolder en deed ik het om mijn nek. Even kijken hoe het voelde. Er was een verlangen om er niet te zijn. En dat was waar de drank voor diende: er even niet zijn. Het drinken is een symptoom van een diepere ziekte.’ Hielke gaat nog steeds naar meetings. Dat moet, want hij weet hoe goed de verslaving hem voor de gek kan houden. Daarom blijft Hielke eraan werken. En hij zweert bij de 12 stappen. ‘Het is een vorm van vertrouwen. Vertrouwen in jezelf en je copings-mechanismen. Ik weet : wat er ook gebeurt, de 12 stappen zullen me helpen. Vluchten heeft geen zin. Je moet ermee omgaan. Dan kun je er alleen maar sterker van worden.’

______________

Heb je als naaste van iemand met een verslavingsprobleem behoefte aan persoonlijk advies? Of maak je jezelf zorgen over je eigen gebruik maar twijfel je wat je kunt ondernemen?

Bel de Jellinek Advieslijn: 088 – 505 1220, elke werkdag bereikbaar van 8:30 tot 17:00.
Laat je naam en vraag achter, dan word je tussen 13:00 en 17:00 teruggebeld.