Hoe maak je wijn?

Wijn wordt gemaakt van druiven. Op het velletje van de druif zit de natuurlijke gist. Wanneer de gist in contact komt met het sap van de druif ontstaat alcohol. De druiven worden geplukt en vervolgens geperst. Daarna gaat het druivensap de gistkuip in.

Witte wijn wordt gemaakt van witte en rode druiven. Na het persen verwijdert men onmiddellijk de schillen en pitten om verkleuring van het sap te voorkomen. Bij rode wijn verwijdert men de schillen niet. Bij rosé gaan de schillen even de gistkuip in om er snel weer uitgehaald te worden.

Zoet, droog of mousserend?

Het moment waarop men de gisting stopzet is belangrijk. Wijn is zoet als men de gisting snel stopzet. Er zitten dan nog veel suikers in de wijn. De wijn is droog als men het vruchtensap helemaal uit laat gisten. De wijn is mousserend als de wijn al in de fles is gedaan wordt voor de gisting is stopgezet. De gisting gaat dan in de fles door waardoor het koolzuur pas bij de opening kan ontsnappen.

Behalve de gisting zijn er nog andere factoren die de smaak van wijn bepalen. Dat zijn de soort druiven, de ouderdom van de druivenstokken en het aantal druivenstokken per hectare.

 

Versie: oktober 2020