Hoe werken drugs op de hersenen?

Zenuwcellen geven met behulp van bepaalde stofjes elektrische signalen aan elkaar door. Als je bijvoorbeeld je voet wil bewegen, gaat er een elektrisch signaal van de hersenen naar de spieren in je voet. Dat elektrisch signaal wordt met behulp van bepaalde stofjes (neurotransmitters) overgebracht)

Drugs moeten om effect te hebben in de hersenen terechtkomen. Bij gebruik van drugs komen de drugsmoleculen eerst in het bloed terecht. Het hart pompt het bloed met de drugsmoleculen aar de hersenen. Als drugs daar aankomen beïnvloeden ze de werking van de stofjes die elektrische signalen van de ene zenuw naar de ander kunnen overbrengen. Daardoor worden bepaalde hersengedeelten extra gestimuleerd of geremd. Hierdoor treden er allerlei effecten op.

Boodschappenjongens ofwel neurotransmitters

Tussen de zenuwcellen zit een ruimte, die de synaps wordt genoemd. Het elektrisch signaaltje van de ene zenuwcel bereikt de andere zenuwcel via deze synaps. Dat gebeurt met behulp van bepaalde stofjes die wel de boodschappenjongens of, met een moeilijk woord, de neurotransmitters worden genoemd. Deze neurotransmitters zitten in zakjes aan de uiteinden van de zenuwcellen.

Wanneer de zenuwen een elektrisch signaal ontvangen, komen de neurotransmitters in de synaps terecht. Daar verspreiden ze zich. Vervolgens worden de neurotransmitters opgevangen door de ‘ontvangers’ ofwel de receptoren van de volgende zenuw.

Het signaal wordt doorgegeven en het betreffende hersendeel wordt gestimuleerd.

Drugs beïnvloeden neurotransmitters

Drugs kunnen de afgifte van de neurotransmitters stimuleren of remmen. Ook kunnen drugs de werking van een neurotransmitter imiteren. Ze spelen dan zelf voor neurotransmitter of boodschappenjongen. Drugs beïnvloeden dus de werking van neurotransmitters en hechten zich aan bepaalde ontvangers.

Drugs beïnvloeden neurotransmitters in verschillende hersendelen

Er zijn heel veel verschillende soorten neurotransmitters/ boodschappenjongens en heel veel verschillende receptoren. De ene soort neurotransmitter bevindt zich in een bepaald deel van de hersenen, de andere weer in een ander deel. Dat geldt ook voor de receptoren.

Elk hersendeel heeft zijn eigen functie. Functies zijn bijvoorbeeld emotionele beleving en het gevoel van geluk, zintuiglijke waarneming, logisch denken en bewegen. Als een drug een neurotransmitter beïnvloedt die vaak in een bepaald hersengedeelte voorkomt, dan zal de functie die dat hersendeel heeft direct beïnvloed worden door de betreffende drug.

Dat geldt ook de ontvangers. Komen ontvangers waaraan drugs zich kunnen hechten in een bepaald hersendeel vaak voor, dan zal dat hersengedeelte extra beïnvloed worden.

Vrijwel alle drugs stimuleren direct of indirect de afscheiding van de neurotransmitter dopamine stimuleert. Dopamine komt veel voor in dat deel van de hersenen dat te maken heeft met plezier-gevoelens. Als je cocaïne gebruikt leidt dit tot een verhoogde dopamineproductie, waardoor een gevoel van euforie ontstaat.

Amfetamine stimuleert de afgifte van de neurotransmitter adrenaline. Hierdoor wordt een bepaald gedeelte van het zenuwstelsel gestimuleerd waardoor het hart sneller gaat kloppen, de bronchiën open gaat staan en de ademhaling versnelt.

In de animatie Drugs in de hersenen kan je bekijken hoe dit werkt.

 

Versie: augustus 2019